Dit was het dan

Standaard

Vier maanden lang heb ik mogen genieten en kunnen balen van de Amerikaanse cultuur. Al was het gelukkig vooral genieten natuurlijk! Nog nooit heb ik zoveel in zo’n korte periode geleerd. Zowel persoonlijk als qua kennis en vooral qua Engels. Het was een ervaring die ik niet in een blog kan beschrijven, zo geweldig. Iedereen die de kans krijgt om zoiets te doen, MOET het ook doen. Je zal de rest van je leven spijt hebben als je het niet doet.

Nu moet ik afscheid gaan nemen van al dit moois, maar zoals Dr Seuss heel wijs zegt: ‘don’t cry because it’s over, smile because it happened.’ En dat is precies wat ik ga doen voor de rest van mijn leven.

Hieronder een filmpje van twee Nederlandse medestudenten dat op een prachtige manier samenvat hoe we het hier hebben gehad.

 

 

Samen delen

Standaard

Het is nu drie en een halve maand geleden dat ik de deuren van Fisher binnen stapte en dat ik zag dat ik mijn kamer moest gaan delen met twee anderen. Natuurlijk wist ik dat al, want via e-mail was me dat al verteld, maar als je dan op die kamer staat en die bedden een meter van elkaar af ziet staan, wil je heel graag door de grond zakken.

Een kamer delen is iets raars, daar ben ik wel achter gekomen.  Je kan je kamergenoten er de eerste drie maanden op sommige en soms op veel momenten niet bij hebben, je geniet van je vrijheid als je ziet dat je alleen bent en je bent verder zo weinig mogelijk op je kamer. Soms gaat dat trouwens mis en dat gebeurde ook bij mij. Het idee van een kamer delen was de eerste paar dagen nog erg wennen voor me en het feit dat mijn kamergenoten natuurlijk een sleutel hebben, had ik ook nog niet helemaal gerealiseerd.

Dus op de tweede dag (het was zomer, geen onbelangrijk detail) was ik alleen op de kamer en ik dacht te weten dat dat nog wel even zou gaan duren.  Dus ik dacht: ik ben alleen, het is warm, dus kleren uit en muziek aan. Maar wat gebeurd er natuurlijk net op het moment dat ik midden op de kamer in mijn bh sta… de deur gaat open en mijn kamergenoot komt binnen. Niet alleen, maar met drie vriendinnen. Is dat niet het meest gênante wat je maar kunt meemaken?

Maar nu is de andere kant van het delen van een kamer aan de beurt: het afscheid nemen en het alleen eindigen in een lege kamer. Dat maakt het zo raar: eerst wil je niks liever dan alleen zijn op die heerlijk grote kamer met eigen badkamer en dan ben je dat eindelijk, maar blijft er een akelig raar gevoel over…

Op één van mijn laatste dagen in Amerika stop ik de sleutel in het slot, doe ik de deur open en zodra ik binnen kom zie ik een donkere kamer met twee perfect opgemaakte bedden waar geen spullen meer omheen liggen zoals normaal.  Op mijn bed ligt een kaartje waarin zoveel lieve dingen staan, dat ik erom moet huilen. Ernaast ligt een zakje chocolaatjes.

Samen delen is iets raars: eerst doe je dat liever niet, maar bij het afscheid bedenk je je dat het delen helemaal niet zo’n probleem was, maar zelfs best wel leuk.

Soms wordt het me allemaal een beetje tè religieus

Standaard

Amerika is een land waar de Christelijke religie heel groot is en ergens heeft dat wel iets moois. Iedereen gelooft altijd in het goede en als het even niet voor de wind gaat, dan is er morgen een nieuwe dag. Helaas moet het hele God gebeuren hierin dan natuurlijk een grote rol spelen, waardoor er morgen niet gewoon een nieuwe dag is, maar waardoor God er vast wel voor zorgt dat het morgen beter is. Toch is de gedachte mooi.

Helaas kan de godsdienstige ‘state of mind’ ook bijna krankzinnige vormen aannemen. Er zitten mensen op school die allerlei rare, enge vormen van het christelijke geloof aanhangen. Ik ken iemand die naar de Christian Science Church gaat, wat betekent dat ze niet gelooft in medicijnen en dokters. Zij gelooft erin dat God het wel geneest als je ziek bent, en als Hij het niet geneest en je gaat eraan dood, verdien je het om te sterven. Ik ken ook mensen die vanwege hun geloof niet drinken, wat misschien niet krankzinnige is, maar wel een beetje raar voor Amerikanen van rond de leeftijd van 18. Alcohol is hier namelijk een heel groot ding, omdat niemand van onder de 21 het wettelijk gezien mag.

Amerikanen hebben er daarbij echt een handje van om anderen proberen te bekeren. Vandaag kreeg ik een erg eigenaardig berichtje. Of de verzender ervan een student of een docent is, weet ik niet. Het begon ermee dat ik een berichtje naar 2000 mensen van Fisher had gestuurd omdat ik op zoek ben naar iemand die gelooft in de ondergang van de wereld op 21/12/12. Ik wil daar namelijk graag een artikel over schrijven voor mijn afstuderen. Ik had dus gevraagd in die mail of iemand toevallig zo iemand is of kent. Nou kreeg ik dit berichtje terug (helaas ook het enige op een bericht na van iemand die zich ergerde aan het feit dat ik het mailtje naar zoveel mensen had gestuurd):

Dear Hannah,

I do hope that you don’t believe in it. 🙂 many have predicted through the decades. God tells us, you shall not know the day or the hour. If you are right with God, you have nothing to fear. Those who don’t know God or believe in His existance, live in fear of these things. So, actually your question should be, are there any non-believers. who can answer your question. Anyone who believes in God and know Him; really knows Him, don’t even give those things a thought. All superstition, my dear.

God Bless,
Fran LeChance

Tsjah, ik heb haar maar een compliment gegeven over haar mooie achternaam. Ik wist echt niet hoe ik daar anders op had kunnen reageren, want ze bedoelt het zo goed. Ergens vult een berichtje als dit me ook wel met een bepaald soort fijne emotie, al gaat het een beetje te ver.

Het ultieme kerstgevoel

Standaard

Dit is pas écht kerst: rondlopen door Charles Street in het besneeuwde Boston, de mooiste stad die ik ooit gezien heb. Charles Street is mijn lievelings straatje daar: er liggen rode bakstenen op de grond, ouderwetse lantaarnpalen staan langs de kant van de weg en alle winkeltjes hebben gouden of zilveren uithangbordjes met krullerige letters. Er is onder andere een sleutelmaker, een papierwinkeltje, een kerstwinkel, een schoenmaker, een wijnkelder en een oud postkantoor. Het is net alsof je in een film bent beland die zich afspeelt in de jaren ’50 en nu het er sneeuwt, de etalages helemaal in kerstsfeer zijn opgemaakt en de kerstliederen uit iedere winkel spelen, is het al helemaal geweldig om er rond te lopen. “I’m dreaming of a white Christmas.”

DSC_0468DSC_0471DSC_0464DSC_0469DSC_0466DSC_0467DSC_0472DSC_0473

Sweet home california

Standaard

Er rijdt een auto door het Californische landschap. Hij rijdt recht langs de prachtige zee en het witte strand, langs de palmbomen en de bergen en dalen. De lucht is strak blauw, het is 20 graden, het dak van de auto is open, de muziek staat hard. Normaal zou ik me aan deze auto best hebben kunnen ergeren, maar voor deze ene keer zat ik er zelf in. Wat is dát heerlijk!

‘Sweet home Alabama’ komt er uit de luidsprekers. “Oooeeeh, this song is nice!” roep ik en ik zet de radio nog harder. Dan gaat de hand van Allie die achter het stuur zit naar de zenderknop en het leuke liedje maakt plaats voor hip hop of iets dergelijks. “What’s wrong with that song?” “Everything is wrong with that song, it’s about Alabama”, zegt Zane die achterin de auto zit.

“So what? Just sing ‘sweet home California. ” Maar nee, daar zijn de ras Californiërs niet voor in. Alabama is slecht, het is ‘THE south’. California niet, California is California and California ‘rulez’. Ik weet niks over Alabama of over THE south omdat ik daar nog niet geweest ben, maar ik weet wel dat ze over hun eigen staat een punt hebben. Het is alsof je in een droomvakantie bent beland. Het weer is er heerlijk, het landschap is prachtig, de helderblauwe Pacific én Hollywood zijn vlakbij en er wonen mooie mensen. Niet per se qua uiterlijk, vooral qua hoe ze zijn. Nog nooit heb ik een groep mensen bij elkaar gezien die zó relaxed, grappig, gezellig en gestoord tegelijk zijn.

Ze maken er kampvuren, ze gaan midden in de nacht op het strand zitten om naar de zee te kijken, ze knuffelen en zoenen allemaal met elkaar en ze denken uren na over wat ze deze avond weer gaan doen, want niemand is 21 plus. “Let me call Julia, may be her friend’s friend gives a party t’day. Julia, are you goin’ to tha’ party of your friend’s friend?” “No, she ain’t givin’ one.” “Oh. let me call sarah then, we can always hang ou’ there. Actually, no I’m not goin’ to call Sarah, cause I don’t wánt to hang out there. Okay, let me call Paige, she is popular, she knows people. Oh Paige isn’t answerin’. Okay I’m gonna call Mitch and than I’m gonna ask Dan if he wants to come ove’, we can always drink at my house. Who’s goin’ to 7eleven to get some booze? Okay, people who’s 21?”

En toch was deze vakantie heerlijk! Alleen al het zwemmen in de zee terwijl het 25 november is, is toch geweldig? En dan heb je nog het heerlijke Thanks Giving ontbijt + diner, de trip naar Venice Beach (wat overigens erg tegenviel), Laguna Beach, Chrystal Cove, Santa Monica en Hollywood. Ze mogen daar met recht zeggen: sweet home California, ook al zou ik er nooit willen wonen. Maar voor die week was het als in een droom: een en al genieten.

Op naar het beloofde land!

Standaard

Vandaag heb ik weer iets interessants geleerd. Vroeger, de jaren dertig, was er in het mid-zuiden van de VS een afschuwelijke natuurramp. De naam had ‘Three little words’: The Dust Bowl. De arme boeren in Texas, Oklahoma, New Mexico en nog een aantal staten aan die kant van Amerika, leefden van het graan, het enige wat verbouwd kon worden op de droge gronden daar. Toen de Eerste Wereldoorlog in Europa uitbrak, dachten deze boeren met hun graan een fortuin te kunnen verdienen, want de prijs steeg als een gek naar twee dollar per bosje. Helaas brak even later de grote depressie uit, Wallstreet lag plat op de beruchte zwarte dinsdag. In het Zuiden dachten ze dat het daar allemaal wel mee zou gaan vallen, maar helaas daalde de prijs per bosje graan wel tot 25 cent. Maar deze religieuze boeren lieten zich niet tegenhouden en produceerden alleen maar meer. ‘Als we per bos minder verdienen, verbouwen we toch gewoon meer bosjes? Volgend jaar wordt het vast beter.’ Dit geloof en deze onwetendheid heeft het land in deze streek echter geruïneerd. The Dust Bowl werd er door veroorzaakt. Het hield er op met regenen, dus het was één grote droogte. Er kwamen orkanen die het zand optilden en uiteindelijk resulteerden al deze factoren tot grote zwarte wolken vol zand die de zon totaal deden verdwijnen. Mensen werden ziek omdat ze nergens heen konden waar ze geen zand inademden en alle gewassen en dieren gingen dood van de droogte of van verstikking. Het was één grote ellende. Na ongeveer vijf jaar werd California geadverteerd als ‘het beloofde land’ waar onderdak, gezonde lucht en werk was. Daar trok iedereen dus naartoe, helaas zonder goed resultaat. Er was namelijk helemaal geen werk voor al die boeren en de mensen in California haatten deze mensen. De ‘Oki’s werden ze ook wel genoemd.’

Vandaag krijg ik de eer om het vliegtuig naar California te pakken, op naar het beloofde land! Ik ga er alleen niet heen voor werk en frisse lucht, maar ik ga erheen om Thanks Giving te vieren.

Aside

De laatste tijd praten we heel veel over literatuur in de les en vandaag was de dichtkunst aan de beurt. Ik ben nooit zo’n gedichtenliefhebber geweest, maar het gedicht wat ik vandaag las, is werkelijk het mooiste gedicht dat ik ooit gelezen heb, vooral vanwege het ritme. Het is wel een beetje lang.

The Raven by Edgar Allan Poe

Once upon a midnight dreary, while I pondered weak and weary,
Over many a quaint and curious volume of forgotten lore,
While I nodded, nearly napping, suddenly there came a tapping,
‘Tis some visitor’, I muttered, ‘tapping at my chamber door-
Only this, and nothing more.’

Ah, distinctly I remember it was in the bleak December,
And each separate dying ember wrought its ghost upon the floor.
Eagerly I wished the morrow; – vainly I had sought to borrow
From my books surcease of sorrow – sorrow for the lost Lenore –
For the rare and radiant maiden whom the angels named Lenore –
Nameless here for evermore

And the silken sad uncertain rustling of each purple curtain
Thrilled me – filled me with fantastic terrors never felt before;
So that now, to still the beating of my heart, I stood repeating
‘Tis some visitor entreating entrance at my chamber door; –
This is it, and nothing more,’

Presently my soul grew stronger; hesitating then no longer,
‘Sir,’ said I, ‘or Madam, truly your forgiveness I implore;
But the fact is I was napping, and so gently you came rapping,
And so faintly you came tapping, tapping at my chamber door,
That I scarce was sure I heard you’ – here I opened wide the door; –
Darkness there, and nothing more.

Deep into that darkness peering, long I stood there wondering, fearing,
Doubting, dreaming dreams no mortal ever dared to dream before;
But the silence was unbroken, and the darkness gave no token,
And the only word there ever spoken was the whispered word, ‘Lenore!’
This I whispered, and an echo murmured back the word. ‘Lenore!’
Merely this and nothing more.

Back into the chamber turning, all my soul within me burning,
Soon again I heard a tapping somewhat louder than before;
‘Surely’, I said, ‘surely that is something at my window lattice;
Let me see then, what thereat is, and this mystery explore –
Let my heart be still a moment and this mystery explore; –
‘Tis the wind and nothing more!’

Open here I flung the shutter, when, with many a flirt and flutter,
In there stepped a stately raven of the saintly days of yore.
Not the least obeisance made he; not a minute stopped or stayed he;
But, with mien of lord or lady, perched above my chamber door –
Perched upon a bust of Pallas just above my chamber door –
Perched, and sat, and nothing more.

Then this ebony bird beguiling my sad fancy into smiling,
By the grave and stern decorum of the countenance it wore,
‘Though thy crest be shorn and shaven, thou,’ I said, ‘art sure no craven.
Ghastly grim and ancient raven wandering from the nightly shore –
Tell me what why lordly name is on the Night’s Plutonian shore!’
Quoth the rave, ‘Nevermore.’

Much I marvelled this ungainly fowl to hear discourse so plainly,
Though its answer little meaning – little relevancy bore;
For we cannot help agreeing that no living human being
Ever yet was blessed with seeing bird above his chamber door –
Bird or beast above the sculptured bust above his chamber door,
With such name as, ‘Nevermore.’

But the raven, sitting lonely on the placid bust, spoke only,
That one word, as if his soul in that one word he did outpour.
Nothing further then he uttered – not a feather then he fluttered –
Till it scarcely more than muttered ‘Other friends have flown before –
On the morrow he will leave me, as my hopes have flown before.’
Then the bird said ‘Nevermore.’

Startled at the stillness broken by relply so aptly spoken,
‘Doubtless,’ said I, ‘what it utters is its only stock and store,
Caught from some unhappy master whom unmerciful disaster
Followed fast and followed faster till his songs one burden bore –
Till the dirges of his hope that melancholy burden bore
Of ”Never-nevermore.”’

But the raven still beguiling all my sad soul into smiling,
Straight I wheeled a cushioned seat in front of bird and bust and door;
Then, upon the velvet sinking, I betook myself to linking
Fancy unto fancy, thinking what this ominous bird of yore –
What this grim, ungainly, ghastly, gaunt, and ominous bird of yore
Meant in croaking ‘Nevermore.’

This I sat engaged in guessing, but no syllable exressing
To the fowl whose fiery eyes now burned into my bosom’s core;
This and more I sat divining, with my head at ease reclining
On the cushion’s velvet lining that the lamp-light gloated o’er,
But whose velvet violet lining with the lamp-light gloating o’er,
She shall press, ah, nevermore!

Then, methought, the air grew denser, perfumed from an unseen censer
Swung by Seraphim whose foot-falls tinkled on the tufted floor.
‘Wretch,’ I cried, ‘thy God hath lent thee – by these angels he has sent thee
Respite – respite and nepenthe from thy memories of Lenore!
Quaff, oh quaff this kind nepenthe, and forget this lost Lenore!’
Quoth the raven, ‘Nevermore.’

‘Prophet!’ said I, ‘thing of evil! – prophet still, if bird or devil! –
Whether tempter sent, or whether tempest tossed thee here ashore,
Desolate yet all undaunted, on this desert land enchanted –
On this home by horror haunted – tell me truly, I implore –
Is there – is there balm in Gilead? – tell me – tell me, I implore!’
Quoth the raven, ‘Nevermore.’

‘Prophet!’ said I, ‘thing of evil! – prophet still, if bird or devil!
By that Heaven that bends above us – by that God we both adore –
Tell this soul with sorrow laden if, within the distant Aidenn,
It shall clasp a sainted maiden whom the angels named Lenore –
Clasp a rare and radiant maiden, whom the angels named Lenore?’
Quoth the raven, ‘Nevermore.’

‘Be that word our sign of parting, bird or fiend!’ I shrieked upstarting –
‘Get thee back into the tempest and the Night’s Plutonian shore!
Leave no black plume as a token of that lie thy soul hath spoken!
Leave my loneliness unbroken! – quit the bust above my door!
Take thy beak from out my heart, and take thy form from off my door!
Quoth the raven, ‘Nevermore.’

And the raven, never flitting, still is sitting, still is sitting
On the pallid bust of Pallas just above my chamber door;
And his eyes have all the seeming of a demon’s that is dreaming,
And the lamp-light o’er him streaming throws his shadow on the floor;
And my soul from out that shadow that lies floating on the floor
Shall be lifted – nevermore!

Lesson of today: poetry can be beautiful

A Boston Romance

Standaard

Het is een voor november warme zaterdagavond en ik zit samen met mijn vriendin Julia iets te drinken aan de bar van Cheers. Ik heb mijn nieuwe kleren aan, hakken aan mijn voeten en een leuk kapsel. Diezelfde dag heb ik nog een uur bij de kapper gezeten. Ik heb een excuus om er zo uit te zien en om daar met Julia bij Cheers te zitten.

“I am so nervous!” zeg ik tegen Julia. “You don’t have to be nervous, everything is going to be alright. You have no reason to be nervous.” Natuurlijk was mijn zenuwachtige gedrag achteraf gezien inderdaad niet nodig, ik had die avond één van de beste avonden ooit. Het was veel meer dan alright.

Om half tien hebben we afgesproken bij een café in Beacon Hill, de mooiste buurt van heel Boston. Ik loop naar binnen en een seconde later komt degene die mij deze avond gaat vergezellen aangelopen. Donker haar, hazelnootbruine stralende ogen en een brede, witte lach. Hij omhelst me in de deuropening en zegt “good to see you”.

Het café/restaurant ziet er ontzettend leuk uit, best sjiek ook. Overal staan kleine gedekte tafeltjes en in het midden bevindt zich een enorme bar. Het is er druk, maar toch mogen we al snel gaan zitten aan zo’n gedekt klein tafeltje.

“To a good night, cheers”, zeggen we al proostend. Na een aantal erg intellectuele gesprekken over economie, geschiedenis, gezondheidszorg, cultuur, religie en politiek, een paar drankjes en veel gelach, besluiten we weg te gaan. De spanning die door mijn lijf giert heeft zich daar in dat restaurant flink opgebouwd en niet voor niks blijkt al snel. “Do you want to watch a movie or do you want to drink something at another place?”

“Ehm… we can drink something somewhere else?” zei ik net iets te snel en net iets te onzeker naar mijn zin. Hoe het vanaf hier loopt, weet ik eigenlijk niet meer precies, maar toch lopen we een paar seconden later naar zijn appartement voor een film. Ontzettend ongemakkelijk en zenuwachtig loop ik naast hem. ‘Ik moet mezelf echt even rustig proberen te krijgen nu’, zeg ik tegen mezelf.

Ik kijk om me heen en ik zie ons lopen door Beacon Hill, een buurt die je normaal alleen maar ziet in je mooiste dromen. Een buurt die in Nederland misschien niet eens bestaat. Smalle straatjes belegd met kinderkopjes, schattige oude huisjes gemaakt van rode bakstenen, ijzeren ouderwetse hekjes, trappen van een paar treden die naar de prachtige voordeuren van de huizen leiden, oranje licht dat uit de ramen schijnt en van die mooie ouderwetse lataarnpalen, niets ontbreekt. En een paar seconden nadat ik al dit moois in me op heb genomen, pakt de leuke jongen naast me mijn hand vast en zo lopen we samen door de mooiste buurt van Boston naar zijn appartement.

Zijn appartement valt niet tegen. De grote woonkamer heeft een hele muur van ramen aan de kant van het park. “You have to see the view from here, come and look”, zegt mijn date. Ik loop naar de ramen en kijk. Inderdaad, het is heel mooi, dat park. De hoge bomen zijn nog steeds gekleurd vanwege de herfst en voor het eerst zie ik de groene velden, het meer, de bankjes, de beelden, de kronkelpaden en de ouderwetse lataarnpalen van bovenaf. Jammer alleen dat ze aan de rand van het park aan het bouwen zijn. Ineens komt mijn date achter me staan en pakt hij me heel romantisch vast. Een tijdje sta ik in zijn armen te genieten van het uitzicht en even later draait hij me om en zoent hij me, daar bij dat raam.

Toen ik terug was op school, liep ik naar Julia’s kamer. “Julia, I’m afraid I’ve fallen l in love.”

En dan is er house…

Standaard

Omdat ik me nooit heb verdiept in de wereld van house en techno, scheerde ik het allemaal over één kam, nooit geweten dat er zo’n enorm verschil was tussen beiden.

Het is zondag 4 november en het is Sonar, een groot housefeest in the House of Blues, op het grondgebied van the Red Sox stadium. The House of Blues is een enorme concertzaal dus het was een housefeest met alles erop en eraan: dranghekken, lichtshows en veel te duur bier.

De eerste dj die ik zag was Paul Kalkbrenner, die van Sky and Sand. Zijn ‘platen’ – ik heb gehoord dat je ‘een liedje’ zo noemt in dat wereldje – zijn echt heel leuk, maar hoe hij erbij stond was echt totaal verschillend van de techno dj die ik een week eerder met Halloween zag. Hij stond zelf heel overdreven op zijn eigen muziek te dansen en hij stak de hele tijd zijn tong vies ver naar buiten. Daarnaast stopte hij na iedere ‘plaat’ om applaus te kunnen ontvangen.

Na een aantal dj’s te hebben gehoord, de ene leuker om naar te luisteren dan de ander, kwam de hoofdact. Nog nooit heb ik zoiets belachelijks gezien. De hoofdact was ‘Die Antwoord’, volgens de kenners met wie ik was een mix van deephouse en hip hop, allemaal al bestaand, ze hadden het alleen gemixt. Dat klinkt dus al niet erg positief, maar zelf kwam ik niet eens verder dan de woorden ‘motherfucker’ en ‘bitch’ die elke seconde voorbij kwamen.

De mensen met wie ik was, kwamen op het idee om het vanaf de bovenste verdieping eens allemaal te gaan bekijken en wat ik toen zag deed mijn mond openvallen, ongelofelijk. De mensen die in de voorste 8 rijen stonden, wilden allemaal zo graag zo dicht mogelijk bij hun held komen dat niemand daar ook maar een milimeter ruimte had. Ze stonden bijna letterlijk op elkaar en iedereen had zijn of haar handen zo ver mogelijk naar voren gestoken in de hoop dat ze aangeraakt zouden worden. Je rook het zweet, je zag het zelfs vanaf de tweede verdieping en je zag de kwijlende monden open staan. Het leek alsof iedereen gehypnotiseerd was.

En om het allemaal nog erger te maken, ging de vrouw van ‘Die Antwoord’ steeds bloter en liet de man zich in het publiek vallen, wat tot twee keer toe bijna fout ging. Het hele tafereel daar in the House of Blues was hilarisch en verbijsterend. Ik kreeg het zelfs bijna benauwd door alleen maar te kijken naar die massa daar beneden. Het leken wel kuddedieren in een aanval van paniek.

Techno is muziek

Standaard

“Pff, dat is toch geen muziek”, zei ik vroeger altijd samen met sommige mensen in mijn vriendenkring en familie. “Noem je dat muziek? Het is alleen maar een beetje gebonk en je hoort steeds hetzelfde.”

Ik was dus ook best zenuwachtig toen ik op 31 oktober, Halloweenavond in de rij stond samen met onder andere Cleo, een echte technokenner, voor mijn eerste echte technofeestje. Het was mijn enige keer in mijn leven dat ik écht Halloween zou kunnen vieren, het zou me 15 dollar gaan kosten en er zou geen alcohol geschonken gaan worden.

Puur en alleen de muziek zou me dus een goede avond moeten geven. Voor mij een feit dat nog steeds moeilijk te geloven was, hoe kun je nou een leuke avond hebben als je alleen maar kunt luisteren naar bonkmuziek? Ik was daar in die rij zo bang dat mijn enige kans om Halloween te kunnen vieren verpest zou worden. Maar veel andere keus had ik niet, want ja, voor al het andere moet je 21 zijn.

Maar één ding is zeker, die 15 dollar was het hartstikke waard en mijn Halloweenavond was prachtig. Er kwamen dj’s waar technoliefhebbers in Nederland 60 euro voor zouden betalen: Loco Dice en Richie Hawtin. En ik heb één conclusie kunnen trekken: techno is wèl muziek.

In de prachtige woorden van Cleo: “techno is kunst, alles wat die dj’s toevoegen aan de muziek, maken ze zelf. Ze zijn alleen maar bezig met de muziek, die mannen geven amper aandacht aan het publiek. House dj’s doen dat wel, die zijn alleen maar bezig met leuk gevonden worden.”

Ja, techno is muziek. Ik ben overtuigd.