Categorie archief: Voorbereiding

In deze categorie komen verhalen over wat er allemaal komt kijken bij het voorbereiden van een minorstudie in de VS

nog drie nachtjes slapen…

Standaard

Nu begint het aftellen pas echt. Mijn afscheidsfeest is geweest, mijn werk zit erop, de vakantie is voorbij en het vliegtuig vertrekt over drie dagen. Maar doordringen dat ik vier of vijf maanden wegblijf, doet het nog steeds niet. Voor mijn gevoel zie ik alle mensen die nog een laatste keer langskomen om afscheid te nemen volgende week gewoon weer. En terwijl ik mijn koffer inpak, lijkt het alsof ik maar een paar weken op vakantie ga. Heel gek.

En ik ga het hier wel missen, ook al is het niet voor eeuwig. De mensen hier, mijn eigen kamer, mijn eigen bed, boterhammen, chocoladehagel, drop, zelfs de Hollandse pot (waar ik eigenlijk niet echt van hou) en het eeuwige fietsen zal ik gaan missen. Maar ik krijg er veel voor terug. Boston ligt op me te wachten, de stad van de cultuur. Het universiteitsgebouw is gelegen in het historische gedeelte en wordt omgeven door mooie parken. Het is amper twee kilometer lopen om de zee te bereiken en over de boulevards te kunnen struinen. Én de komende paar weken wordt het iedere dag tussen de 20 en de 30 graden.

Buiten wat er allemaal is, ga ik er ook veel meemaken. Natuurlijk studeren, dat is het belangrijkste: Engels leren en over de Amerikaanse cultuur en historie lezen. Maar wat er allemaal gaat gebeuren tijdens mijn verblijf is geweldig. Natuurlijk heb je de Amerikaanse verkiezingen, in Boston is de Indian Summer: alle bomen hebben daar dan prachtige herfstkleuren. Halloween en Thanksgiving komen voorbij en met een beetje geluk kan ik kerst en oud en nieuw ook nog meepakken. Dit wordt genieten!

Amerikaanse consulaat (deel 2)

Standaard

Uiteindelijk wordt mijn nummer omgeroepen, ik moet naar loket 1 waar een hele aardige dikke man me toelacht. Een beetje onhandig loop ik met al mijn papieren naar het venster toe. Al mijn vingerafdrukken worden afgenomen, echt letterlijk allemaal, zonder uitzondering. Even krijg ik de fantasie dat er dadelijk een geheime deur open zal gaan.

Maar alleen mijn paspoort wordt gecheckt en al mijn formulieren worden bekeken. Dan vragen ze om mijn enveloppe met postzegels. Enveloppen hadden we thuis niet van het goede formaat dus ik had op het station een pak  gekocht die ik nog open moest maken.

“Oh no, don’t open it. You can get one from me.” Daarnaast blijk ik ook nog te weinig postzegels te hebben, en dat terwijl ik alle postzegels had meegenomen die we nog hadden thuis, twee velletjes. Maar de man blijft vriendelijk, niet te geloven. Ik moet naar de AH een paarhonderd meter verderop om er een aantal bij te kopen, ik mis er 5.

De vrouw achter de kassa bij de Albert Heijn blijkt eraan gewend: “Voor het consulaat?”, vraagt ze meteen. Eenmaal terug bij het consulaat maak ik nog een leuk praatje met de mensen daar die gewoon Nederlands blijken te zijn.

“Het valt allemaal reuze mee”, zeg ik. “Ik ben van tevoren gewaarschuwd dat jullie hier zo streng en verschrikkelijk zouden zijn.” “Oh, maar dat zijn we ook. Maar als je met zo’n big smile binnen komt lopen, worden wij ook vrolijk.” Kwam ik met een big smile binnen dan, dacht ik nog. Maar ik liep toch maar gewoon door. Even een visum scoren.

Als ik terugkom, moet ik naar loket 2. Daar worden mijn formulieren er weer bijgepakt. Een onhandige vrouw probeert er een nietje in te krijgen, wat maar niet wil lukken. Nu voel ik me niet meer de enige kluns in de wereld van de Amerikanen.

De vrouw vraagt of ik wel echt de persoon ben die op de foto staat, want ze vindt dat ik er niet op lijk. Als ik ‘ja’ zeg, is het antwoord (ongelofelijk maar waar): “All right, that’s good. Because when it’s not you on the photo, you can get problems later.” Een beetje onzeker vraag ik of ik dat dan niet sowieso krijg. Want zij gelooft me nu, maar misschien gelooft iemand bij de douane me niet.

“No, it’s not a problem. It’s all right if you say that it’s you on the photo.” Die Amerikanen, het is me echt een raadsel. Ze maken zich druk om de meest idiote dingen, maar ze geloven mensen wel op hun woord. Natuurlijk ben ik er heel blij mee. Alles is tot nu toe goed en ik mag weer gaan zitten.

Een kwartiertje later wordt ik opnieuw omgeroepen. Nu moet ik naar loket 4 dus ik heb ze bijna allemaal gehad (het zijn er 4 in totaal). Daar wordt mijn vingerafdruk weer afgenomen om te kijken of ik nog steeds dezelfde ben als een half uur geleden. “Are you Hannah? Okay, everything looks good.”

Yes! Ik krijg een visum. Over een paar dagen krijg ik mijn paspoort terug via de post en dan staat er een stempel in. Nu komt alles écht dichtbij.

Het Amerikaanse consulaat (deel 1)

Standaard

Met mijn zware tas vol met formulieren waarvan ik waarschijnlijk maar de helft nodig heb, vertrek ik naar Amsterdam. Daar is het Amerikaanse consulaat. Omdat ik veel te vroeg op het station ben (bij mij is het vaak óf te laat óf véél te vroeg) ga ik nog even naar de kiosk. Ik ben best zenuwachtig voor het gesprek bij het consulaat omdat een hoop mensen me hadden ‘voorbereid’. Daarom koop ik een bus pringles en een XXL twix, even die zenuwen weg eten.

Maar steeds denk ik aan wat een aantal mensen vertelden. “Het zijn echt vreselijke mensen, kan geen lachje af.” “Ze zijn super streng en ze praten onverstaanbaar Engels.” “Ze worden heel snel boos en ze pakken je mobiel af.”

Als ik met de tram aankom op het museumplein (ook weer veel en veel te vroeg) ga ik eerst maar even naar de rabobank om de tijd te doden. Kijken wat mijn saldo is, ook al weet ik dat eigenlijk al ongeveer. Daarna loop ik terug naar het plein om te gaan zoeken naar het consulaat, maar dat is niet zo moeilijk.

Een grote Amerikaanse vlag aan een prachtig gebouw wappert in de wind en enorme gouden letters vertellen me dat ik bij ‘The United States Consulate in Amsterdam’ ben beland. Het is die vlag die me ineens doet beseffen dat ik over een kleine maand al in het vliegtuig zit. Een heel gek maar fijn gevoel. Zelfverzekerd stap ik richting het gebouw waar ik tot mijn verbazing een enorme rij zie staan, bijna allemaal studenten. Oké, zo uniek is mijn avontuur dus niet. Stiekem best jammer.

Een man in uniform komt naar buiten. Hij gaat de hele rij af. “14:00 meeting?” vraagt hij aan iedereen. Die van mij is om 14:15 uur. Maar omdat ik een mp3 speler en een telefoon bij me heb, mag ik nog niet naar binnen. Een minuut of tien later komt hij terug. Ik moet mijn telefoon laten zien, hij gaat er met een apparaatje langs en wil hem zien als hij aan staat. Dan moet ik de batterij eruit halen en krijg ik hem terug. Ik mag naar binnen. Een deur wordt voor me open gemaakt door een kolossale beveiliger. Zelfs die spierbundel heeft er moeite mee dus het zal wel een loodzware deur zijn.

Binnen moet ik mijn bewijzen laten zien. Van aanmelding, betaling, mijn identiteit, enzovoorts. Onhandig probeer ik in mijn map vol Amerikaspullen te zoeken wat ze nodig hebben. “Easy, easy”, zegt een man in uniform, maar met muts op om me een beetje gerust te stellen. Als ik alles bij elkaar heb, moet ik door het poortje dat gelukkig niet piept. Ik mag doorlopen. Uiteindelijk, een paar zware deuren en bewakers verder, plof ik neer in een plastic stoeltje in de wachtruimte. Na een tijdje wordt ik ineens opgeschrikt uit mijn gedachten.

“Godverdomme! GODVERDOMME! teringleiers hiero! Geen visum? GEEN VISUM? Ik heb er godverdomme wel voor betaald! Hoe halen jullie het in je bolle kop om mij geen visum te geven! En me wel laten betalen hè? Dat wel! Het lef! Ik heb kinderen daar! Godverdomme!” Ik kijk om en degene die zo te keer gaat, blijkt een heel leuk uitziende, donkere jonge vrouw te zijn. Meteen denk ik: oh help, waar ben ik beland. En waarschijnlijk denkt iedereen hetzelfde want overal om me heen zitten angstige mensen te kijken naar hoe de vrouw weggewerkt wordt, het gebouw uit.

Gered!

Standaard

Eindelijk! Ik ben gered. Door mijn huisarts nog wel. Mijn beeld van dit soort dokters heb ik toch nog flink kunnen bijstellen. Naast het feit dat de mijne ongelofelijk aantrekkelijk is, is hij ook heel erg aardig en heeft hij me ontzettend geholpen. Vanochtend had ik een afspraak want hij is weer terug van vakantie.

Als ik straks ga bellen, ga ik aan de telefoon expres heel luchtig over dat formulier doen wat nog steeds ingevuld moet worden omdat de waarnemende artsen het niet konden of wilden. Ik ben inmiddels zo bang dat ik wat het formulier betreft niet meer geholpen ga worden dat ik dacht: als ik nou net doe alsof het niks voorstelt, zal ik vast een afspraak kunnen maken. Dus ik bel en het begint meteen met een meevaller. De receptioniste blijkt een hele leuke, aardige vrouw.

“Hallo mevrouw, ik zou graag een afspraak willen maken voor komende vrijdag. Maar ik hoef alleen maar even een formulier te laten tekenen.” “Wat voor formulier als ik vragen mag?” “Ja, iets voor Amerika want daar ga ik studeren. Er staan wat vragen op over mijn gezondheid en het moet ondertekend worden door mijn huisarts. Das alles. Volgens mij stelt het weinig voor hoor, het is maar 1 A4.” “Oké, geen probleem. Ik zal voor de zekerheid een dubbel consult voor je reserveren zodat jullie in ieder geval overal de tijd voor hebben.”

Fijn! Eindelijk een afspraak. Nu nog hopen dat het formulier zelf verder geen problemen gaat opleveren. Maar ik ben er bang voor, want er moeten allerlei waardes worden ingevuld. Bloeddruk, zicht van linkeroog en rechteroog, gehoor aan de rechterkant en de linkerkant, cholesterol, bloeddruk, iets met urine en ga zo maar door. Per lichaamsdeel willen ze in Amerika ook nog weten of en hoe het nog functioneert. Pff, wat een gedoe. Een opluchting zal het zijn als ik dit achter de rug heb.

Het is vrijdagochtend, tijd om naar de huisarts te gaan. Al snel word ik door hem geroepen. Wat een knappe dokter. Qua looks zou hij zo de hoofdrol in een ziekenhuisserie kunnen spelen. Een klein beetje angstig geef ik het formulier aan hem. Straks zegt hij nog dat hij me er niet mee kan helpen. En als dat zo is ga ik gillen. Hij pakt het aan en zegt dat ik mag gaan zitten.

“Dus je gaat naar de States? Gaaf hoor.” Waarna er een gesprek van een kwartier volgt over Amerika. Hij is er ook geweest dus hij vertelt waar ik heen moet en waar ik beter weg kan blijven. “Je moet naar San Francisco. Geweldige stad! De stad van de kunst en je vindt er de leukste Amerikanen. Toch wel fijn dat mensen die er zijn geweest allemaal tips geven. En het zijn ook bijna altijd leuke verhalen dus hoe meer mensen ik spreek, hoe meer moeite ik ermee krijg om nóg een maand te wachten. Al ben ik er nu al anderhalf jaar mee bezig en is een maand dus eigenlijk niks.

“Jij komt hier trouwens ook niet vaak”, zegt de dokter op een gegeven moment. “De laatste keer was, even kijken… 2008.” Een genante herinnering komt weer boven. Ik moest toen als puber bij deze aantrekkelijke man het recept voor de pil komen halen. “Haha, ja das maar goed ook”, zeg ik snel. “Is het voor u niet vermoeiend? Al die mensen die denken dat ze vanalles hebben wat er niet is.” Tot mijn verbazing blijkt die groep maar tien procent van de mensen te beslaan. En zoals mijn huisarts het zegt: “ook de mensen die eigenlijk niets blijken te hebben, help je enorm. Want ook al is het niets, zij maken zich er al wel weken druk om. Als huisarts verlos je ze dan uit hun lijden.”

Tijdens het kletsen vult mijn huisarts het formulier in. Ik hoef alleen nog even bloed te laten prikken en een urinetest te laten doen en dat kan allebei nog op dezelfde dag. That’s it. De dokter wil zelfs spoed zetten achter de uitslagen. Maandag heb ik ze. Het is op het randje (1 augustus is de deadline) maar het is nu eindelijk allemaal geregeld. Ik ben gered!

Nu nog een visum.

“Nog nooit van gehoord”

Standaard

Jullie zullen misschien een beetje moe worden van al mijn berichten over het regelen van dingen die met gezondheid te maken hebben, sorry daarvoor. Maar het is ook zoveel gedoe! Ik moet me laten vaccineren voor ziektes waar ik nog nooit van gehoord heb. Niet dat dat zeldzaam is, want ik ken bijna geen enkele ziekte. Maar als zelfs de medewerker van het RIVM nog nooit van een bepaalde ziekte heeft gehoord, zegt dat toch wel iets lijkt me.

Eind juni kregen we de Health Forms opgestuurd. Maar ik ben een student (ik weet het: slecht excuus, maar het is nou eenmaal zo), dus ik kijk er even naar. Ik hen al snel gezien dat het allemaal ingewikkelde Engelse termen zijn, dus ik denk: ach, daar kijk ik morgen wel naar. En dan vergeet ik het. Nu is het inmiddels een week later, vrijdag 6 juli, en ik denk: laat ik er toch maar goed naar gaan kijken. Dat had ik eerder moeten doen. Een enorme lijst van ziektes waarvoor je ingeënt moet zijn staart me aan. Bof, Mazelen, Rode Hond, Waterpokken *grinnik*, Tetanus, Difterie, Tuberculose (daar hoef ik gelukkig alleen een screening voor), Hepatitis A, Hepatitis B (3 prikken), Meningokokken (2 prikken) Polio en Varicella. En ik hou helemaal niet van prikken, bah.

Waarom zo’n enorme lijst, als overal op internet staat dat je voor de VS geen vaccinaties nodig hebt. Zelfs de GGD zei het een maand geleden! Nou, ik heb nog nooit iemand gehoord die voor een reis zóveel prikken moest. Zelfs mensen die naar tropische landen op vakantie zijn geweest, heb ik er nog nooit over gehoord. Die moesten 2, misschien 3 inentingen. En moet je dit nou eens zien! Nou heb je als kind de eerste drie gelukkig al gehad, maar de rest moet allemaal nog. Ik loop naar beneden en laat de lijst aan mijn moeder zien. “Oh, dat gaat helemaal niet meer hoor. Je bent tegen Hepatitis B niet ingeënt en daar gaat een half jaar overheen. Je moet namelijk drie prikken. En daar zit steeds heel veel tijd tussen.”

Woeps! wat nu? Ik heb nog steeds geen dokter die mijn formulieren in wil vullen en nu kan ik ook al niet voldoen aan de lijst met vereiste vaccinaties. Ik bel de GGD. Keuzemenu: toets 1 voor reizigersvaccinaties, toets 2 voor iets wat ik niet meer weet en jeugdzaken, toets 3 om een medewerker te spreken. Ik toets 1. Daar kunnen ze niet helpen, ik moet bij jeugdzaken zijn. Dus ik bel opnieuw en toets 2. Na lang wachten krijg ik iemand aan de telefoon. “Dit toestel wordt niet beantwoord, met wie wilde u spreken?” Hallo, met Ha… “Oh hij wordt nu beantwoord, ik verbindt u gelijk door.”

Maar degene die ik krijg, weet het ook niet en geeft me het nummer van de RIVM. Daar krijg een hele jonge jongen aan de telefoon (eindelijk een man). Hij vraagt zonder moeite mijn vaccinatiegeschiedenis op. Wat daaruit blijkt is dat Amerika dingen wil die in Nederland niet eens gedaan worden. En zelfs de jongen van RIVM wist niet wat Varicella is. “Van die ziekte heb ik echt nog nooit gehoord.” Door het gesprek kan ik wel een lijst maken met vaccinaties die ik nog moet: nieuwe tetanus-difterie prik, een tweede prik voor meningokokken (eerste al ooit gehad), Hepatitis B (2 van de 3 prikken) en Varicella, wat dat dan ook mogen zijn. En (help) hoeveel prikken dat dan ook mogen zijn.

Ik bel weer de GGD om zo snel mogelijk een afspraak te maken. Ik vertel waarvoor ik allemaal ingeënt moet worden. De vrouw aan de andere kant van de lijn luistert aandachtig. Als ik ben uitgepraat, is het enige wat ze zegt: “Varicella? Dat zegt me echt helemaal niks. Maar maandag stond je al ingepland voor Hepatitis B dus dan hebben we ook ruimte voor de rest.”

Nou, ziek worden zal voor mij na dit avontuur heel moeilijk worden, dat is het voordeel. Al kost het grapje me wel minimaal 320 euro.

Spuitserie nummer 1

Standaard

Het hele weekend ben ik bang geweest. Het deed me denken aan een tijd geleden. Toen deed ik altijd stoer als mensen vertelden dat ze bang waren voor spuiten. “Oh nee, daar heb ik geen last van. Het is maar een prikje.” Al was het laatste ‘prikje’ ongeveer tien jaar geleden, ik zei dat echt. Helaas piep ik nu toch anders, nu ik zelf aan de beurt ben.

Maandag 9 juli om kwart over één fiets ik thuis aan om – deze keer veel te vroeg- om tien over half twee al aan te komen (mijn afspraak was om 13.55 uur). Er stond al een man op zijn beurt te wachten dus ik ga erachter staan. Een beetje een achtbaangevoel, maar dan vervelend, zorgt ervoor dat ik me niet op mijn gemak voel daar. Die stomme spuiten ook. Ineens komt er uit één van de spuitkamertjes een jongen gelopen, zó knap dat ik even mijn zenuwen vergeet. Hij kijkt me aan, lacht, en het vervelende achtbaangevoel wordt vervangen door een fijn achtbaangevoel.

Ik kan mijn ogen met heel veel moeite van hem af houden, eigenlijk slaag ik er niet helemaal in. Af en toe kijk ik even om en op die momenten zie ik dat hij ook kijkt en lacht. En die lach, wauw! Maarja, niks van aantrekken. Hierna zie ik hem toch nooit meer en hij zal vast een vriendin hebben. Zoals alle jongens die er leuk uitzien. De vrouw achter de balie kijkt de jongen aan en zegt dat hij aan de beurt is. Maar de jongen knikt richting mij, lacht weer en zegt dat ik eerst mag. Ik stond er ook eerder, maar toch getuigt het van gentleman-skills.

Nadat ik me voor de spuitsessie (ik moet er vier volgens mij) heb aangemeld, mag ik gaan zitten. Ik probeer sexy te lopen, maar meestal lukt me dat maar half. De jongen is aan de beurt. Hij is al klaar en moet afrekenen, jammer want eigenlijk had ik gehoopt dat hij ook aan de tafel moest gaan zitten. Dan had ik hem, elegant als ik ben, een plaatsje naast me kunnen aanbieden. Stiekem kijk ik vanuit mijn boekje (geen idee waar het over gaat) naar hem. Het lijkt erop alsof hij tijd rekt. Na het afrekenen moet hij nog bellen en als hij na een minutenlang gesprek ophangt, vraagt hij nog aan de baliejuffrouw of ze op vakantie gaat. En wat haar bestemming gaat zijn. Als hij weg gaat, kijkt hij me nog een keer aan. Hij zwaait zelfs! Het enige wat ik op dat moment kan denken is: ‘zal ik erachteraan gaan voor zijn nummer of niet?’ Maar op het moment dat ik me mentaal heb voorbereid op het vragen van zijn contactgegevens, zit hij waarschijnlijk al lang en breed thuis.

Toch blijft het me dwars zitten. Ik weet nu niet wie hij is, ik ga hem waarschijnlijk nooit meer zien als ik nu niets onderneem. Ik probeer mijn zenuwen te onderdrukken en loop alsof het doodnormaal is naar de balie. “Die jongen die hier net stond, die kwam me zó bekend voor”, zeg ik tegen de baliejuffrouw. “Ik zit me al de hele tijd af te vragen waar ik hem van ken, maar hij was te snel weg om het te kunnen vragen. Heeft u toevallig zijn voornaam, want ik kan me voorstellen dat jullie geen achternamen mogen geven.” Dat klinkt misschien iets overtuigender dat ik hem echt ergens van ken, dan als ik ook meteen zijn achternaam wil weten. Misschien kan ik met wat acteerkunsten nog zijn achternaam te weten komen.

De vrouw kijkt op haar computer en wijst met haar vinger naar de naam die op het scherm verschijnt. Ik probeer snel te kijken zodat ik de naam in mijn geheugen kan opslaan, maar ik kan het net niet goed genoeg lezen. Shit! Maar dan zegt de vrouw het volgende. “Ik heb geen voornaam, maar wel zijn voorletter en achternaam.” Ze geeft ze allebei.

Dan wordt ik door de prikarts (een hele aardige, jonge vrouw) opgehaald. Onhandig en nog steeds een beetje trillend probeer ik al mijn spullen bij elkaar te schrapen. Natuurlijk valt de helft uit mijn armen, maar dat maakt nu allemaal niks meer uit. Ik heb de naam van die jongen.

Nou de spuiten nog, maar die kan ik hierna wel aan.

Ik word gek!

Standaard

Oké: mijn eigen huisarts is op vakantie, één van de twee waarnemende artsen is niet bereikbaar (heb het inmiddels nog zes keer geprobeerd, blijft in gesprek), de andere waarnemende arts wil mijn formulier niet invullen, ik ga niet betalen voor een keuringsarts, bij het Elizabeth Ziekenhuis willen ze er niet aan en DE huisartsenpost doet het ook al niet.

Ik belde afgelopen vrijdag DE huisartsenpost en daar kreeg ik alweer een vrouwelijke receptionist aan de telefoon. Op dit moment zitten de irritaties zó diep dat ik al met dingen wil gaan gooien als ik een vrouwelijke stem aan de andere kant van de lijn hoor. Geef me nou eens een keer een man! Een vrolijke en behulpzame man het liefst. Maar helaas, het is me niet gegund.

“Huisartsenpost huppeldepup (weet even niet meer wat ze zei) met Hannie, wat kan ik voor u doen?” Yes, onze namen lijken op elkaar. Misschien is het wel een gunfactor. “Hallo met Hannah, ik had een vraagje. Binnenkort ga ik studeren in Amerika voor een korte periode en daarvoor moet ik Health Forms laten invullen door een arts. Nu zijn jullie eigenlijk mijn laatste hoop, want mijn eigen huisarts is op vakantie, de waarnemende artsen doen het niet en het ziekenhuis ook al niet. Hebben jullie wel iemand die het kan doen?” “Nou, de huisartsen die hier dienst doen, zijn dezelfde als die jij al gebeld hebt. En er is hier overdag niemand. De dokters zijn hier ’s avonds, ’s nachts en in het weekend. Je kunt dan wel bellen, maar ik geef je weinig kans.”

Weinig kans dus… pff, ik begin langzamerhand echt een beetje radeloos te worden. “Heeft u enig idee waar ik dan wel terecht kan als het bij jullie niet kan?” “Nee.” En daar kan ik het mee doen. Ik kan maar beter wachten tot mijn eigen huisarts er weer is. Maarja, wat als hij het dan ook niet wil doen? Het is blijkbaar wel erg veel moeite.

Gaan we weer…

Standaard

Vandaag belde ik het Elizabethziekenhuis. Ik wilde vragen of daar wel een arts is die mijn formulieren kan invullen. Er wordt natuurlijk opgenomen door een receptioniste. Ook deze klonk erg onvriendelijk. Waarom hebben mensen eigenlijk zo’n baan als ze er doodongelukkig van worden? Hierdoor begin ik bijna een hekel te krijgen aan receptionisten. En dan met name de vrouwelijke variant.

Ik stel mijn vraag en het antwoord is dat ze het even na moet vragen. Maar binnen 20 seconden is ze weer terug aan de lijn. Hoe kan ze het in die korte tijd nou hebben nagevraagd? Maargoed, ik ben benieuwd wat ze te zeggen heeft. “Dag mevrouw, bedankt voor het wachten. Nee, wij kunnen u hier helaas niet mee helpen. (Zucht, dat dacht ik al) U moet daarvoor echt bij uw eigen huisarts zijn, want hier bent u niet in behandeling.” Nouja zeg. Nog even en dan word ik gek! Beleefd vraag ik aan de vrouw wat ik moet doen als mijn huisarts met vakantie is en de waarnemende artsen het niet willen doen.

“Je moet daarvoor bij je eigen huisarts zijn of bij een waarnemende arts.” Jezus, wat zeg ik nou net?, dacht ik. “Of je moet  naar de huisartsenpost, en anders weet ik het ook niet.” Oké, DE huisartsenpost. Welke? “Maakt het uit naar welke huisartsenpost ik ga? Of moet dat per se die zijn, waar mijn eigen huisarts zit?” “Ja mevrouw, dat weet ik niet.”

Pff, wat weten die mensen eigenlijk wel?

De GGD

Standaard

Aan de GGD heb je wel iets. Ik bel om een afspraak te maken voor een Tuberculosetest. Een vrouw met een heel schattig, zacht stemmetje neemt op. “Is het mogelijk voor je om de afspraak op lange termijn te hebben?”, vraagt ze heel aardig en beleefd. Er gaat wel meteen een steek door me heen. Oh nee, straks kan het niet op tijd! Krijg je dat er ook nog bij…

“Nou, ik ga 29 augustus weg, dus voor die tijd moet het wel gedaan zijn, eigenlijk”, zeg ik verontschuldigend. “Oké, maar je hebt het niet eerder nodig? Want de meeste mensen moeten de formulieren eerder inleveren dan de dag dat ze gaan.” Ohja, verrek! Nu ze het zegt, ik moet die formulieren 1 augustus al ingeleverd hebben. “Ohja! U heeft gelijk, goed dat u het zegt, want ik had er helemaal niet aan gedacht dat ik die formulieren 1 augustus al compleet moet hebben.”

“Oké, geen probleem, dan plan ik je gewoon overmorgen in”, is het antwoord. Mijn mond valt open van verbazing. Zó snel al! Dat ben ik niet gewend van dit soort bureaucratische instellingen. Al snel herstel ik van mijn verbazing en bedank ik de vrouw hartelijk. En ik mag nog een tijd kiezen ook. “Wil je om 13.00 uur komen of om 15.00 uur?” “Mag ik kiezen?”, vraag ik lachend. “Doe dan maar 13.00 uur.” “Oké, ik zet het in de agenda. Weet je waar je moet zijn?” “Hm, nee eigenlijk niet.”Haha, geen probleem! Het adres zal ik je even vertellen. Heb je pen en papier?” Geweldig, die vrouw! Dat is echt een contrast van hier tot Tokyo met die huisartsassistente.

Donderdag moet ik al om half 5 mijn bed uit om het Brabants Dagblad rond te brengen. Normaal blijf ik dan gewoon de rest van de dag wakker, maar nu was ik zó moe dat ik toch maar weer even naar bed ging. Ik zet mijn wekker op 11 uur. Dan heb ik tijd genoeg om mijn spullen bij elkaar te zoeken en uit te zoeken waar dat adres van de GGD precies is. Kan ik ook meteen lunchen.

Helaas gaat het opstaan me minder goed af dan de bedoeling was. En als ik om kwart over 11 dan eindelijk zover ben, hoor ik beneden de douche aan gaan. Shit! Maar ergens vind ik het ook niet erg, kan ik toch nog even blijven liggen. Natuurlijk val ik weer in slaap en wordt ik om 12 uur wakker. De douche is inmiddels weer vrij. Binnen vijf minuten ben ik klaar. Ik sprint al glijdend en strompelend van de trap, naar beneden. Ik eet wat, zet de computer aan en kijk gehaast waar de GGD precies zit. Stik! dat is een dik half uur fietsen. Snel werk ik mijn brood weg en poets ik mijn tanden. Maar zoals altijd als ik haast heb, vergeet ik weer vanalles: parfum en deodorant op doen, de sleutel van de schuur, mijn mp3-speler. Mijn computer moet ik nog uit zetten, anders gaan mijn broertjes er vanalles mee doen. En dat wil je niet, dan staat hij meteen vol virussen.

In halve paniek ren ik de trap op en af en sprint ik het halve huis door. Als ik eindelijk klaar ben, is het al bijna vijf over half 1. Kei hard fiets ik naar de GGD. Met een verhit hoofd ren ik net te laat het gebouw in. Er staat nog een rij dus het valt mee, dacht ik. Maar als ik hoor voor wat voor afspraken al deze mensen komen, zijn het tijden als kwart over één en half twee. Woeps! Kom ik aan met mijn één uur. Terwijl ik in de rij sta te wachten, kijk ik een beetje rond. Ik zie een bordje. Ik lees altijd alle bordjes als ik sta te wachten. Er staat: ‘om de wachttijd voor iedereen te beperken, houd alvast uw formulieren en identiteitsbewijs bij de hand.’ Ik schrik: mijn paspoort! Shit, waar is mijn paspoort? Die zit zeker nog in mijn andere tas. En formulieren? Wat voor formulieren?

Als ik aan de beurt ben, begin ik me meteen te verontschuldigen. “Sorry dat ik zo laat ben, en ik zie net dat ik een probleempje heb. Ik ben mijn paspoort helemaal vergeten, ik moest zo haasten om het nog te halen. En ik heb ook geen formulieren, vrees ik. Ik hoop dat het geen groot probleem is.” Ik verwachtte een antwoord als: ‘nou eigenlijk is dat wel een probleem ja.’ Of: ‘ik zal het even overleggen, maar misschien kun je later een kopie opsturen.’

Maar het antwoord verbaasde me zeer. “Oh dat is helemaal niet erg hoor. Dat is absoluut geen groot probleem”, zeiden de receptionisten allebei lachend. “En formulieren heb jij niet nodig.” Ik kon gewoon plaatsnemen in één van de rode stoelen en dan werd ik opgehaald door degene die me zou gaan prikken. En als ik bang ben voor de prik, moet ik dat vooral zeggen. Wat lief! Ik raakte er bijna ontroerd van. Ik nam plaats. Het enige gevolg van mijn te laat komen, was dat ik niet om 13.00 uur, maar om 13.15 uur aan de beurt was, maarja, daar ga ik niet dood van. Conclusie: aan de GGD heb je wel iets.

Het prikje was overigens niet fijn.

Huisartsen, je hebt er niets aan… (deel 2)

Standaard

De volgende dag bel ik terug, expres om vijf over tien. Ha, ik zal die muts eens hebben. Ik krijg inderdaad dezelfde chagerijn aan de telefoon. Ze is dus gewoon zo, dacht ik nog teleurgesteld. Eigenlijk had ik gehoopt dat ze gisteren met het verkeerde been uit bed gestapt was.

Ik zeg mijn naam en het antwoord is een zucht. Zo van: oh, daar heb je haar weer. Natuurlijk blijf ik dodelijk aardig en geduldig. Daar heb je ze het meest mee, dan dwing je ze om aardig terug te doen. En het lukt. Ineens slaat haar stem om en is ze aardig geworden, al klinkt het ontzettend nep. En helpen kan ze me nog steeds niet.

Ploep, er komt een berichtje binnen op mijn fontysmail. Het Fontys International Office met de mededeling dat we bloed moeten laten prikken zodat we kunnen bewijzen dat we resistent zijn voor de waterpokken. Pff, waterpokken, alsof je daar dood van gaat. Ik pak de telefoon. Even twijfel ik: zal ik terug bellen naar die dokter? Hm nee, eigenlijk liever niet. Ik probeer de andere waarnemende arts eerst. Helaas krijg ik weer de irritante toon van ‘in gesprek’. Bestaat die praktijk eigenlijk wel?

Dan toch maar weer bellen naar die chagerijn. Weer krijg ik hetzelfde keuzemenu: Voor spoedgevallen, toets 1. Even ben ik geneigd om de 1 in te drukken, maar gelukkig kan ik me inhouden. Ik toets een 4 en ik krijg weer dezelfde vervelende vrouw aan de lijn. “Ja hoi, weer even met Hannah, dit is echt de laatste keer hoor.” Weer een zucht, maar deze keer was ‘ie nog erger. “Ja…”, zegt ze verveeld. “Ik krijg net een mailtje binnen met het bericht dat ik ook bloed moet laten prikken. Ik heb een bewijs nodig dat ik resistent ben voor de waterpokken.” Terwijl ik dat zeg, kan ik mijn lach bijna niet inhouden.

“Oh, ja daar kan ik je ook niet mee helpen helaas.” Dat was de druppel. Fucking bloedprikken! Hoezo kunnen ze me daar niet mee helpen? Wat doen ze daar eigenlijk wel? Toch blijf ik heel rustig. “Maar weet u wat ik dan moet doen? Want als een waarnemende arts dat al niet doet, wie dan wel?” “Ik heb het overlegd met de huisarts en hij zegt dat er speciale keuringsartsen zijn. Die kunnen tegen een vergoeding je bloed prikken en je formulieren invullen. Je moet alleen even zelf zoeken, want ik heb geen naam van zo’n keuringsarts voor je.” Inmiddels toch wel geïriteerd, hang ik de telefoon op.

Ja daag! Moet ik eerst zelf gaan zoeken naar een keuringsarts en dan kan ik die nog gaan betalen ook voor het invullen van zo’n stom formulier! En voor bloedprikken. Ik dacht het niet. Morgen maar het ziekenhuis bellen, misschien dat zij wel iets voor me kunnen doen. Nu moet ik nog bellen met de GGD, want ik moet ook een Tuberculosetest ondergaan.