Tagarchief: Amerika

Het is als in de film, maar wennen moet ik toch

Standaard

Amerika, het is precies hoe je het je voorstelt. Alles is groot, van de gebouwen tot de menu’s en de omgeving ziet er precies zo uit als in films. Dat is geweldig natuurlijk en omdat het al bekend is omdat ik het ken van films, voel ik me hier erg snel thuis. Maar er is een ding waar ik heel slecht aan kan wennen: het overdreven gedrag van de mensen hier.

Toen ik mijn eerste avond mijn kamer uit de trap af liep, hoorde ik van een afstand allemaal vrouwen gillen. Ik kon steeds het volgende onderscheiden: You are the sweetest! aaah aah! waah! woehh! I love you! I LOVE YOU! AAAAAHHHH WAAAH! En dat dan onophoudelijk. Natuurlijk was ik ontzettend benieuwd wat daar in godsnaam aan de hand was, want dat moet toch wel iets heeeel serieus zijn.

Ik loop een aantal gangen en deuren door en als ik eindelijk ben aangekomen bij plaats delict, kan ik mijn lachen bijna niet bedwingen. Ik zie een paar meisjes met een klein schoteltje in hun hand. Er ligt een ministukje taart op. Dus als je in Amerika iemand heeeeeeel blij wil maken, kun je dus al wegkomen met een stukje taart. Maar niet zomaar een stukje, een stukje dat ongeveer de helft is van wat in Nederland bij de koffie wordt gegeven op een verjaardag. Dat is toch bizar! Alles is enorm in dit rare land, maar als je iemand een stukje taart geeft van twintig vierkante centimeter, ben je het einde. Ik moet er echt nog even aan wennen.

En dan hebben we nog een lerares die als een soort tussengooisel de uitroep jeeej heeft. Ze zegt continu jeeej! op een irritant hoog toontje en dan schud ze met haar vuisten in de lucht. Komt er iemand binnen, zegt ze het volgende: Did you met the new Dutch students already? Jeeej! They moved in yesterday. Jeeej! En dan tegen ons: How do you like it here? Do you think it’s nice here? Jeeej! We are going to go on with our class, jeeej! Ik hoop dat ik daar ooit aan kan wennen, want irritant is het wel een beetje. Stiekem.

Het Amerikaanse consulaat (deel 1)

Standaard

Met mijn zware tas vol met formulieren waarvan ik waarschijnlijk maar de helft nodig heb, vertrek ik naar Amsterdam. Daar is het Amerikaanse consulaat. Omdat ik veel te vroeg op het station ben (bij mij is het vaak óf te laat óf véél te vroeg) ga ik nog even naar de kiosk. Ik ben best zenuwachtig voor het gesprek bij het consulaat omdat een hoop mensen me hadden ‘voorbereid’. Daarom koop ik een bus pringles en een XXL twix, even die zenuwen weg eten.

Maar steeds denk ik aan wat een aantal mensen vertelden. “Het zijn echt vreselijke mensen, kan geen lachje af.” “Ze zijn super streng en ze praten onverstaanbaar Engels.” “Ze worden heel snel boos en ze pakken je mobiel af.”

Als ik met de tram aankom op het museumplein (ook weer veel en veel te vroeg) ga ik eerst maar even naar de rabobank om de tijd te doden. Kijken wat mijn saldo is, ook al weet ik dat eigenlijk al ongeveer. Daarna loop ik terug naar het plein om te gaan zoeken naar het consulaat, maar dat is niet zo moeilijk.

Een grote Amerikaanse vlag aan een prachtig gebouw wappert in de wind en enorme gouden letters vertellen me dat ik bij ‘The United States Consulate in Amsterdam’ ben beland. Het is die vlag die me ineens doet beseffen dat ik over een kleine maand al in het vliegtuig zit. Een heel gek maar fijn gevoel. Zelfverzekerd stap ik richting het gebouw waar ik tot mijn verbazing een enorme rij zie staan, bijna allemaal studenten. Oké, zo uniek is mijn avontuur dus niet. Stiekem best jammer.

Een man in uniform komt naar buiten. Hij gaat de hele rij af. “14:00 meeting?” vraagt hij aan iedereen. Die van mij is om 14:15 uur. Maar omdat ik een mp3 speler en een telefoon bij me heb, mag ik nog niet naar binnen. Een minuut of tien later komt hij terug. Ik moet mijn telefoon laten zien, hij gaat er met een apparaatje langs en wil hem zien als hij aan staat. Dan moet ik de batterij eruit halen en krijg ik hem terug. Ik mag naar binnen. Een deur wordt voor me open gemaakt door een kolossale beveiliger. Zelfs die spierbundel heeft er moeite mee dus het zal wel een loodzware deur zijn.

Binnen moet ik mijn bewijzen laten zien. Van aanmelding, betaling, mijn identiteit, enzovoorts. Onhandig probeer ik in mijn map vol Amerikaspullen te zoeken wat ze nodig hebben. “Easy, easy”, zegt een man in uniform, maar met muts op om me een beetje gerust te stellen. Als ik alles bij elkaar heb, moet ik door het poortje dat gelukkig niet piept. Ik mag doorlopen. Uiteindelijk, een paar zware deuren en bewakers verder, plof ik neer in een plastic stoeltje in de wachtruimte. Na een tijdje wordt ik ineens opgeschrikt uit mijn gedachten.

“Godverdomme! GODVERDOMME! teringleiers hiero! Geen visum? GEEN VISUM? Ik heb er godverdomme wel voor betaald! Hoe halen jullie het in je bolle kop om mij geen visum te geven! En me wel laten betalen hè? Dat wel! Het lef! Ik heb kinderen daar! Godverdomme!” Ik kijk om en degene die zo te keer gaat, blijkt een heel leuk uitziende, donkere jonge vrouw te zijn. Meteen denk ik: oh help, waar ben ik beland. En waarschijnlijk denkt iedereen hetzelfde want overal om me heen zitten angstige mensen te kijken naar hoe de vrouw weggewerkt wordt, het gebouw uit.

Ik word gek!

Standaard

Oké: mijn eigen huisarts is op vakantie, één van de twee waarnemende artsen is niet bereikbaar (heb het inmiddels nog zes keer geprobeerd, blijft in gesprek), de andere waarnemende arts wil mijn formulier niet invullen, ik ga niet betalen voor een keuringsarts, bij het Elizabeth Ziekenhuis willen ze er niet aan en DE huisartsenpost doet het ook al niet.

Ik belde afgelopen vrijdag DE huisartsenpost en daar kreeg ik alweer een vrouwelijke receptionist aan de telefoon. Op dit moment zitten de irritaties zó diep dat ik al met dingen wil gaan gooien als ik een vrouwelijke stem aan de andere kant van de lijn hoor. Geef me nou eens een keer een man! Een vrolijke en behulpzame man het liefst. Maar helaas, het is me niet gegund.

“Huisartsenpost huppeldepup (weet even niet meer wat ze zei) met Hannie, wat kan ik voor u doen?” Yes, onze namen lijken op elkaar. Misschien is het wel een gunfactor. “Hallo met Hannah, ik had een vraagje. Binnenkort ga ik studeren in Amerika voor een korte periode en daarvoor moet ik Health Forms laten invullen door een arts. Nu zijn jullie eigenlijk mijn laatste hoop, want mijn eigen huisarts is op vakantie, de waarnemende artsen doen het niet en het ziekenhuis ook al niet. Hebben jullie wel iemand die het kan doen?” “Nou, de huisartsen die hier dienst doen, zijn dezelfde als die jij al gebeld hebt. En er is hier overdag niemand. De dokters zijn hier ’s avonds, ’s nachts en in het weekend. Je kunt dan wel bellen, maar ik geef je weinig kans.”

Weinig kans dus… pff, ik begin langzamerhand echt een beetje radeloos te worden. “Heeft u enig idee waar ik dan wel terecht kan als het bij jullie niet kan?” “Nee.” En daar kan ik het mee doen. Ik kan maar beter wachten tot mijn eigen huisarts er weer is. Maarja, wat als hij het dan ook niet wil doen? Het is blijkbaar wel erg veel moeite.

Huisartsen, je hebt er niets aan… (deel 2)

Standaard

De volgende dag bel ik terug, expres om vijf over tien. Ha, ik zal die muts eens hebben. Ik krijg inderdaad dezelfde chagerijn aan de telefoon. Ze is dus gewoon zo, dacht ik nog teleurgesteld. Eigenlijk had ik gehoopt dat ze gisteren met het verkeerde been uit bed gestapt was.

Ik zeg mijn naam en het antwoord is een zucht. Zo van: oh, daar heb je haar weer. Natuurlijk blijf ik dodelijk aardig en geduldig. Daar heb je ze het meest mee, dan dwing je ze om aardig terug te doen. En het lukt. Ineens slaat haar stem om en is ze aardig geworden, al klinkt het ontzettend nep. En helpen kan ze me nog steeds niet.

Ploep, er komt een berichtje binnen op mijn fontysmail. Het Fontys International Office met de mededeling dat we bloed moeten laten prikken zodat we kunnen bewijzen dat we resistent zijn voor de waterpokken. Pff, waterpokken, alsof je daar dood van gaat. Ik pak de telefoon. Even twijfel ik: zal ik terug bellen naar die dokter? Hm nee, eigenlijk liever niet. Ik probeer de andere waarnemende arts eerst. Helaas krijg ik weer de irritante toon van ‘in gesprek’. Bestaat die praktijk eigenlijk wel?

Dan toch maar weer bellen naar die chagerijn. Weer krijg ik hetzelfde keuzemenu: Voor spoedgevallen, toets 1. Even ben ik geneigd om de 1 in te drukken, maar gelukkig kan ik me inhouden. Ik toets een 4 en ik krijg weer dezelfde vervelende vrouw aan de lijn. “Ja hoi, weer even met Hannah, dit is echt de laatste keer hoor.” Weer een zucht, maar deze keer was ‘ie nog erger. “Ja…”, zegt ze verveeld. “Ik krijg net een mailtje binnen met het bericht dat ik ook bloed moet laten prikken. Ik heb een bewijs nodig dat ik resistent ben voor de waterpokken.” Terwijl ik dat zeg, kan ik mijn lach bijna niet inhouden.

“Oh, ja daar kan ik je ook niet mee helpen helaas.” Dat was de druppel. Fucking bloedprikken! Hoezo kunnen ze me daar niet mee helpen? Wat doen ze daar eigenlijk wel? Toch blijf ik heel rustig. “Maar weet u wat ik dan moet doen? Want als een waarnemende arts dat al niet doet, wie dan wel?” “Ik heb het overlegd met de huisarts en hij zegt dat er speciale keuringsartsen zijn. Die kunnen tegen een vergoeding je bloed prikken en je formulieren invullen. Je moet alleen even zelf zoeken, want ik heb geen naam van zo’n keuringsarts voor je.” Inmiddels toch wel geïriteerd, hang ik de telefoon op.

Ja daag! Moet ik eerst zelf gaan zoeken naar een keuringsarts en dan kan ik die nog gaan betalen ook voor het invullen van zo’n stom formulier! En voor bloedprikken. Ik dacht het niet. Morgen maar het ziekenhuis bellen, misschien dat zij wel iets voor me kunnen doen. Nu moet ik nog bellen met de GGD, want ik moet ook een Tuberculosetest ondergaan.

Huisartsen, je hebt er niets aan… (deel 1)

Standaard

Een tijdje geleden kreeg ik een mailtje van het Fontys International Office met de ‘Healthforms’. “Jullie moeten een aantal dingen door jullie huisarts laten invullen”, stond erbij. Ik dacht: shit! mijn huisarts, hoe heet die man ook alweer? Ik kom er nooit. Gelukkig staat het telefoonnummer in de huistelefoon die altijd op de werkkamer van mijn vader ligt.

Het is maandag 2 juli, het weekend is voorbij dus de dokters zijn weer bereikbaar. Bellen dus maar. Tuut… tuut… tuut… antwoordapparaat. “U spreekt met het antwoordapparaat. De praktijk is gesloten van 2 juli tot en met 20 juli.” Heb ik weer! Precies op de dag dat ik bel, zijn ze net op vakantie. Maar gelukkig, er zijn waarnemende huisartsen en de vrouw die het bericht heeft ingesproken is zo klantgericht dat ze het telefoonnummer van die dokters even opnoemt. Het zijn er twee, dus daar moet er eentje tussen zitten.

Ik bel de eerste. Tuut, tuut, tuut, tuut, in gesprek. Ik tik het volgende nummer in. Een bandje. Voor spoedgevallen toets 1, voor afspraken die kunnen wachten, dient u te bellen tussen 08.00 en 10.00 uur ’s ochtends (het is kwart over tien) Wilt u toch de secretaresse spreken voor uitslagen of andere problemen, toets 4. Natuurlijk toets ik 4, ik laat me echt niet afschepen omdat ik een kwartiertje te laat ben.

Meteen heb ik spijt, want ik krijg een ontzettend vervelende vrouw aan de telefoon. Ze heeft zelfs het lef om heel diep en verveeld te zuchten als ik de eerste paar woorden van mijn verhaal heb gezegd. Mijn vraag is of deze huisarts misschien wel mijn papieren kan tekenen voor Amerika, mijn eigen dokter is namelijk op vakantie. Als ik nog maar net ben uitgepraat, komt er weer een zucht vanuit de andere kant.

“Ja mevrouw, daar kan ik u echt niet mee helpen.” “Waarom niet? jullie zijn toch de waarnemende praktijk?” “Ja, maar mevrouw, u zult vast wel begrijpen dat gezondheidsverklaringen gedaan moeten worden door de eigen huisarts. Hier bent u niet bekend.” Verontwaardigd en een beetje in paniek vraag ik wat ik dan in godsnaam moet doen. “Bent u in de gelegenheid om tussen 15 en 17 uur even terug te bellen. Dan hebben we overleg gehad dus dan heb ik het kunnen voorleggen bij de huisarts.” Stik! Ik moet weg, maar gelukkig kan ik morgen ook terugbellen, zegt ze.

(vervolg hierboven)

De spanning stijgt

Standaard

De voorpret van het boeken van een vakantie is vaak al leuk, maar de voorpret van het regelen van een lange studiereis is geweldig! Anderhalf jaar geleden ben ik al begonnen met de voorbereiding. Aanmelden bij Fontys, een motivatiebrief schrijven, gekozen worden (of niet), sparen sparen sparen, allerlei formulieren invullen, etc, etc. En een paar minuten geleden hing ik de telefoon op na een gesprek met het US Consulate.

Mijn hart klopte in mijn keel van de spanning voordat ik moest gaan bellen. Gaan ze Engels tegen me praten of Nederlands? En wat als ze Engels spreken? Kom ik daar aan met mijn vernederlandste accent. Of straks begrijp ik iets niet. De eerste opluchting was groot toen ik een keuzemenu kreeg. Een vrouw met een zwaar Surinaams accent zegt op een robottoon: ‘for English press 1. Voor Nedderlends droek 2.’ Nu goed opletten dat ik niet per ongeluk op de 1 druk, dat zou namelijk niet de eerste keer zijn.

Ik druk heel oplettend op de twee en inderdaad: ik krijg een Nederlands bandje te horen. Over dat ik 15 euro moet betalen voor dit gesprek en dat ik daarvoor mijn creditcard bijdehand moet hebben. 15 Euro! Dat moet dan wel een verdomd lang gesprek worden.

Natuurlijk, zoals altijd bij grote callcenters, zijn alle medewerkers in gesprek. Tot 6 keer toe krijg ik hetzelfde riedeltje: Denk eraan dat u alle formulieren bijdehand hebt. En dan wordt alles opgenoemd, daar ga ik u niet mee vermoeien. Één keer is heel erg fijn, twee keer is handig zodat je alles nog even kunt checken, een derde keer wordt vervelend en alle keren daarna, zijn gewoon ronduit irritant.

Eindelijk hoor ik een klik en wat geruis. Er wordt dus opgenomen. Ik hoor een stem, maar die is zó ongelofelijk nazaal en eentonig, dat ik sommige woorden niet eens kan verstaan. De hele tijd moet ik dus ‘sorry wat zegt u?’ vragen. En zijn stem werd er alleen maar nazaler, eentoniger en verveelder van. En dan is dat nog niet alles. De man is ook een verschrikkelijke chagerijn. Alles bij elkaar duurde het gesprek ongeveer 2 minuten. Dus dat is dan 15 euro voor 2 minuten telefoneren met een chagerijn. Fijn! En het ergste is nog dat ik met mijn chaotische hoofd het tijdstip vergeten ben op te schrijven…

Hello world!

Standaard

Welkom op mijn blog! Mijn naam is Hannah, ik ben 20 jaar oud en ik ga vier maanden lang studeren in Boston, Massachusetts. Er wordt daar een programma aangeboden voor internationale studenten die hun kennis over Amerika willen verbreden. Engels en Amerikaanse cultuur en historie worden de hoofdvakken. Daarnaast mogen we allemaal een extra vak kiezen. Dat wordt bij mij filosofie. Ik slaap op een kamer in het universiteitsgebouw die ik waarschijnlijk deel met een paar Amerikaanse medestudenten. Ik heb er ontzettend veel zin in en ik hou deze blog bij voor de mensen die het leuk vinden om mij te volgen, voor degenen die willen weten hoe het is om buiten Europa te studeren, voor studenten die hetzelfde willen gaan doen als ik, voor mensen die het gewoon interessant vinden, en er zullen vast nog veel meer redenen zijn waarom mensen mijn blog willen lezen. Dus: veel leesplezier! En natuurlijk ook kijkplezier, als ik eenmaal in Boston ben. Want foto’s komen er zeker!